Wettelijke verdeling en erfbelasting
Leestijd: 4 minutenAls de wettelijke verdeling van toepassing is, speelt er een bijzondere bepaling uit de erfbelasting. De hoogte van de rente of het ontbreken van rente kan invloed hebben op de te betalen erfbelasting.
De vorderingen van de kinderen in verband met de wettelijke verdeling zijn pas opeisbaar bij het overlijden van de langstlevende ouder (of de stiefouder). Zij moeten dus wachten op de uitbetaling tot de langstlevende is overleden. Dit is voordelig voor de langstlevende ouder: deze heeft het genot van het hele vermogen uit de nalatenschap tot zijn of haar overlijden. Voor de berekening van de erfbelasting wordt het erfdeel van de langstlevende ouder daarom met dit voordeel vermeerderd. Bij de kinderen wordt hun erfdeel met ditzelfde bedrag verminderd. We noemen dit ook wel fictief vruchtgebruik.
De waarde van het voordeel is afhankelijk van:
- de leeftijd van de langstlevende ouder, en
- de eventuele rente die over de vorderingen wordt overeengekomen.
Als de langstlevende ouder nog jong is, moeten de kinderen hoogstwaarschijnlijk langer wachten tot hun vordering opeisbaar is. Bij een hogere leeftijd van de langstlevende ouder moeten de kinderen korter wachten tot hun vordering opeisbaar is. Het voordeel van de langstlevende ouder is dus kleiner naarmate de leeftijd hoger is. Dit wordt geregeld in een tabel bij de Successiewet waarin leeftijdsafhankelijke factoren zijn bepaald.
Rente
Volgens de wet is de langstlevende ouder alleen rente verschuldigd aan de kinderen als de zogeheten wettelijke rente hoger is dan zes procent. De langstlevende ouder en de kinderen kunnen onderling ook een rente afspreken. Verder kan de erflater in een testament bepalen dat er rente is verschuldigd. De rente is, net als de vordering zelf, in principe pas opeisbaar bij het overlijden van de langstlevende ouder.
Als er rente wordt berekend, dan is het voordeel van de langstlevende ouder kleiner vergeleken met de situatie waarin geen rente wordt berekend. In de situatie van Ton en Marijke werkt dit als volgt.
Een voorbeeld
Stel dat Marijke 66 jaar is bij het overlijden van Ton en er geen rente is verschuldigd. De vordering van de kinderen is € 50.000 per kind. Deze is alleen minder waard, omdat de kinderen nog een tijd op uitbetaling moeten wachten en geen rentevergoeding krijgen in die periode. Andersom heeft Marijke een voordeel: haar schuld aan de kinderen wordt minder zwaar meegeteld.
Voor de berekening van de erfbelasting wordt de waarde van dit voordeel vastgesteld op 6% vermenigvuldigd met een factor 8*. Dit betekent concreet dat Marijke’s verkrijging uit de nalatenschap van € 50.000 voor de berekening van de erfbelasting wordt verhoogd met € 72.000.
Het bedrag van € 72.000 voor Marijke is als volgt berekend:
- Ieder kind heeft een vordering van € 50.000, welk bedrag wordt vermenigvuldigd met 8 keer 6% = 48%, dus 0,48.
- Per kind heeft Marijke dus een voordeel van € 24.000, wat voor drie kinderen totaal € 72.000 is.
- Marijke’s totale verkrijging voor de erfbelasting is dan € 50.000 (haar eigen erfdeel) plus € 72.000 (fictief vruchtgebruik) = € 122.000
- Bij ieder van de kinderen wordt de waarde van hun verkrijging voor de berekening van de erfbelasting verlaagd tot € 26.000 (€ 50.000 min € 24.000)
- Het bedrag van de vorderingen zelf blijft ongewijzigd: € 50.000 per kind.
De verhoging bij Marijke en verlaging bij de kinderen zou niet gelden als Marijke en de kinderen een rente van 6% (samengesteld) over de vorderingen overeen zouden zijn gekomen. Bij een rente tussen 0% en 6% wordt het voordeel berekend aan de hand van het verschil tussen 6% en het overeengekomen rentepercentage.
* Zie de tabel voor de factor die van toepassing is afhankelijk van de leeftijd van de langstlevende.
Tabel voor fictief vruchtgebruik
De tabel voor het berekenen van het fictief vruchtgebruik vindt u hieronder.
De factor die bij de leeftijd van de langstlevende hoort wordt vermenigvuldigd met 6% – de rekenrente. Dit geldt als er géén rente is afgesproken of in het testament is opgenomen.
Let dus op! Het percentage kan anders zijn als er een rente is vastgesteld op basis van het testament of tussen de erfgenamen onderling.
Leeftijd langstlevende | Factor |
---|---|
Jonger dan 20 jaar | 16 |
Van 20 tot 30 jaar | 15 |
Van 30 tot 40 jaar | 14 |
Van 40 tot 50 jaar | 13 |
Van 50 tot 55 jaar | 12 |
Van 55 tot 60 jaar | 11 |
Van 60 tot 65 jaar | 10 |
Van 65 tot 70 jaar | 8 |
Van 70 tot 75 jaar | 7 |
Van 75 tot 80 jaar | 5 |
Van 80 tot 85 jaar | 4 |
Van 85 tot 90 jaar | 3 |
Ouder dan 90 jaar | 2 |
Adviespunt: als rente over de vordering wordt berekend, dan kan dit de toekomstige nalatenschap van de langstlevende ouder verlagen en leiden tot een besparing van erfbelasting in de toekomst. Dit kan dus interessant zijn.
Let op! Van belang is dat een rente wordt overeengekomen binnen de aangiftetermijn van de erfbelasting (acht maanden na overlijden), anders wordt de overeengekomen rente door de Belastingdienst niet geaccepteerd en kan schenkbelasting worden geheven. Bij verleend uitstel van de aangiftetermijn, verschuift de termijn voor het overeenkomen van de rente ook mee.
Raadpleeg voor het maken van de berekeningen en advies over de hoogte van de rente een deskundig estate planner of financieel planner. En mocht u hier als erfgenamen samen niet uitkomen, dan kan een nalatenschapsmediator u daarbij helpen.